Leo Kroon
Ik heb 7 jaar op het Klein Seminarie in
Apeldoorn doorgebracht.
Na het eindexamen heb ik afscheid genomen van het seminarieleven, en ben een
andere weg ingeslagen.
Nu terugblikkend moet ik vaststellen dat het toch eigenlijk niet mijn wereld
was,
en het uiteindelijk doel, pastoraal werk, mij absoluut niet zou liggen. Ik ben dan ook niet, zoals vele andere afzwaaiers, in het onderwijs of de
zorg terechtgekomen.
Toch is die 7 jaar daar niet bijgebleven als een periode die je zo snel mogelijk
zou moeten vergeten.
Een bittere nasmaak, zoals bij veel oud-kostschoolgangers te beluisteren valt,
heb ik niet overgehouden aan de tijd in Apeldoorn.
Terugkijkend denk ik dat in de jaren 50, mijn lagere-schooltijd, de Katholieke
Kerk en haar vertegenwoordigers, een belangrijke en respectabele positie innamen
in het maatschappelijk leven, zeker op het platteland.
Dat vormgegeven in een uitgebreid stelsel van gebruiken en rituelen, sprak ook
tot de verbeelding.
Het geheel maakte wel indruk.
De komst naar het seminarie versterkte dat.
Vanaf het begin heb ik het gebouw altijd al bijzonder gevonden: ruim,
eigentijds, modern, en ook mooi.
De organisatie was daarmee in overeenstemming.
Om te beginnen was het al een officieel gymnasium was, en niet zomaar een
opleiding.
Een veelheid van (thuis onbekende) ontplooiing mogelijkheden werd geboden, met
de bedoeling dat iedere leerling iets zou vinden dat hem lag. En dat eenieder
ook voortdurend activiteit zou ontplooien (“gij zult niet lummelen”).
Voor mij bood de verkennerij die mogelijkheid: concreet bezig zijn met
spoorzoeken, pionieren (constructies maken met palen en touwen), kaartlezen,
vuur maken en koken, en ’s zomers op kamp.Zonder dat zou ik waarschijnlijk al eerder zijn afgezwaaid.
Maakten de eerste jaren de uitgebreide rituele en ceremoniele gebeurtenissen
veel indruk; gaandeweg kreeg ik meer moeite met de theologische verklaringen er
omheen.
Het heeft mij bijvoorbeeld verwonderd dat president Ramselaar enerzijds een
moderne, vernieuwende kijk had op de wereld en de rol van de Kerk, en met zijn
seminarie nieuwe wegen insloeg om daarop aan te sluiten, maar anderzijds op een
onbegrijpelijk soort orakeltaal overstapte als het om theologische zaken ging.
Ik denk dat ik de eerste jaren vooral onder de indruk was van zoveel eruditie en
wijsheid, maar gaandeweg vond dat nogal wat ongerijmdheden zag in de
redeneringen, voor zover die al te volgen waren.
Naarmate de tijd vorderde kreeg ik het gevoel een typische beta te zijn tussen
het merendeel alpha’s.
Niet zozeer in de persoonlijke contacten (dat was geen probleem) maar in het
denken.
Zij meer verbaal en filosofisch georiënteerd, en ik meer visueel en logisch.
Zo las ik in het boek van Henk Kroon dat de estheticalessen van Van de Bilt als
hoogtepunt beleefd zijn (met name het Gilgamesch epos); mij is dat niet
bijgebleven, wel de lessen kunstgeschiedenis (zoals de Vlaamse Primitieven) uit
de tweede klas.
En vol bewondering werd er gesproken over het grootse werk van Mgr Vroom, die de
gedichten van Guido Gezelle vertaald had in het Latijn, en dat zelfs met behoud
van het ritme.
Ik zag dat vooral als knap staaltje puzzelen, maar wie zou in godsnaam Guido
Gezelle in het Latijn willen lezen.
En dan was er nog de andere latinist, Vermeulen, die een proefschrift van wel
500 pagina’s of zo geproduceerd had over het woord “Gloria”. Ik durfde het niet
hardop te zeggen, maar dacht wat voor zinnigs moet ik mij voorstellen bij 500
bladzijden tekst over Gloria, en aan welk wetenschappelijk inzicht is daarmee
een bijdrage geleverd.
Als ik wel op de ingeslagen weg was doorgegaan, zou ik vast niet in het
pastorale werk zijn terechtgekomen.
Vermoedelijk ergens in de kerkelijke organisatie op een post die met de interne
gang van zaken in die organisatie te maken zou hebben. In feite ben ik min of
meer die kant opgegaan na het vertrek uit Apeldoorn.
Na een paar jaar Werktuigbouwkunde aan de TU te Eindhoven, ben ik overgestapt op
de toen nieuwe studierichting Bedrijfskunde. Dus het verbeteren van structuren
en processen in organisaties van overheid, instellingen en bedrijven.
Wel met een sterk accent op de ontplooiing mogelijkheden van mensen daarin.
Een van de
waarden die in Apeldoorn sterk is bijgebracht en gebleven, is denk ik
het besef van rechtvaardigheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Leo kroon
Terug
naar index verhalen
|