Jan wijnbergen
Met
mijn ouders in het seminarie
Ik ben
de oudste van de zonen van Bas Wijnbergen, Jan, geboren in Zwolle in
1933 en vanaf ik meen 1934 gehuisvest met mijn ouders in het seminarie
dat gebouwd werd.. Ik scharrelde toen ik kennelijk net kon lopen daar
overal rond (zoeken voor mijn ouders!) en ken het gebouw van haver tot
gort. Nadat ons eigen huis gebouwd was konden we het onderkomen in de
vleugel van het mannelijk personeel verlaten. Van verwarming
installateur evolueerde pa tot onderhoudsmonteur en na vele jaren
amanuensis iets dat hem zeer goed beviel.
Het seminarie bezat een grote tuin die door drie tuinlieden werd
onderhouden; een varkensboerderij, een bloemen/groentekas. Een van de
tuinlieden riep altijd na enkele zinnen god aan op een manier die niet
gewaardeerd werd in de seminarieomgeving. Men had een eigen schilder. Er
was een watervoorziening door grondwater op te pompen dat in een bassin
in de toren werd opgeslagen na ontijzering in een losstaand gebouwtje.
En een grote rioolput met een pomp die een open goot met putdeksels kon
voorzien van de “ingrediënten” voor de tuin. Er was ook een ijsbaan in
de NW hoek van het terrein. De meeste indruk op mij maakte het inpandige
ketelhuis met een 6-tal kolen ketels en een stoomketel op olie voor de
kooktoestellen in de keuken. Die ketel kon je met een hendeltje
aanzetten en dan kon je via een klein venster de hel zien, leuk als er
niemand in de buurt was. Het zusterhuis met een ommuurde tuin had een
directe uitgang naar de keuken en bevatte een kleine kapel waar ons
gezin eenmaal de kerstviering mocht bijwonen.
Na de oorlog kwam ik er als oudere vaak als de seminaristen met vakantie
waren, vader helpen (ik leerde veel van hem als 12-13 jarige). Ook vaak
stiekem de toren in en boven de gewelven van de kapel scharrelen met
broers ondanks verboden. Na de oorlog toen ik op de Kon. HBS zat kon ik
deelnemen als violist in het seminarieorkest geleid door een oudere
student. Mijn broer Jos wonend in Apeldoorn heeft zich erg verdiept in
de geschiedenis en heeft er nogal wat over geschreven.
Toen de oorlog uitbrak was moest vader in Zeeland met het geweer op
eventuele Duitse vliegtuigen schieten maar hij werd zo nu en dan
onverwacht teruggeroepen omdat er weer iets was dat direct onderhoud
vergde zoals een bevroren verwarming. Al snel werd het gebouw door de
Duitsers gevorderd en de seminaristen verhuisden (o.a.?) naar Heino en
Keppel. Vader moest in opdracht van de geestelijkheid (president
Ramselaar, kardinaal de Jong) op het gebouw passen, dat regelmatig
andere militaire bewoners kreeg. Hoe dat geregeld werd, ook financieel,
weet ik niet. Vernielingen kon hij melden bij de Ortscommandant
Apeldoorn die vervolgens ingreep. Eerst was er een lange inkwartiering
van ik meen gewone infanterie, later kwamen er allerlei kort
verblijvende groepen waaronder een opleiding tot motorordonnans en een
groep paardenvolk met paarden die aan de oost en zuidzijde van de cour
werden ondergebracht. Als kinderen bestreden we de Duitsers door gaten
in het zuid hek te knippen zodat we diverse stallantaarns in de tijd van
het paardenvolk konden verduisteren, natuurlijk buiten medeweten van pa.
Bij ons rondsnuffelen ontdekten we ook Kees, een varken in de ruimtes
onder het toneel. Dat bleek een initiatief van het oud-seminarie
personeel; de tuinlui konden gemakkelijk wat keukenafval brengen.
Vermoedelijk ten koste van de hoeveelheden die naar de “boerderij”
gingen. Er gingen ook geruchten dat onderduikers in de gewelven een
plekje hadden gevonden maar daar is me niets van bekend “kleine potjes
hebben grote oren” Mijn oudste broer vertelde recent dat tijdens de
inkwartiering van een groep SS-ers twee onderduikers daar toch
bescherming hadden gevonden.
Zo nu en
dan kon pa in de latere oorlogsjaren wat voedsel achteroverdrukken en
mij een achtergelaten viool geven. Eens werd hij met een vuurwapen
bedreigd omdat hij zei dat de geallieerden zouden overwinnen. Dat liep
met een sisser af zodanig dat na de oorlog de contacten met deze Duitser
met bezoeken over en weer hersteld werden, waarschijnlijk omdat daar
gebrek geleden werd. Later kwam het Lidwina ziekenhuis in de
voorvleugel, veilig voor de militairen in de gebouwen erachter wegens
het rode kruis op het dak en nog later een VWO opleiding (voorganger van
het Veluws college??) Van de verborgen flessen wijn onder de
recreatiezaal is later niets teruggevonden, zouden die in Canadese magen
zijn verdwenen toen die het gebouw na de bevrijding overnamen?
mail adres :
jjwijnbergen@hetnet.nl
Met vr gr Jan Wijnbergen.
Terug
naar index verhalen
|